Kunnen we alles zeggen?

In onze democratieën is je mening vrij en zelfs kritisch te kunnen uiten een basisrecht. Iedereen heeft het recht te denken wat hij wil en te zeggen wat hij denkt. We zullen echter zien dat dit recht niet absoluut is.

Een fundamenteel recht

De vrijheid van meningsuiting heeft een lange geschiedenis en wordt ondersteund door verschillende internationale bepalingen. In België is het in de grondwet vastgelegd, waarbij wordt herinnerd aan de mogelijkheid van repressie voor “overtredingen begaan in verband met het gebruik …”. Daarbij is van belang dat de grenzen alleen in het publieke domein bestaan en niet in de privé- of intieme sfeer.

Concreet betekent dit dat men instellingen en overheidsbesluiten kan bekritiseren, beledigende of schokkende meningen kan uiten of zelfs ontegenzeggelijk onjuiste ideeën kan steunen. Deze vrijheid is vrij ruim en men hoeft maar naar sommige politieke regimes te kijken om de waarde ervan in te zien.


Enkele verboden gedragingen

Er zijn echter handelingen en woorden die een overtreding vormen en dus strafbaar zijn.

Aanzetten tot discriminatie, haat, geweld of segregatie

Om strafbaar te zijn moet dit gedrag in het openbaar plaatsvinden, in de ruimste zin van het woord, of zelfs bestaan uit geschriften of afbeeldingen die aan het publiek zijn getoond (bijvoorbeeld op een FB-pagina, in een etalage geplaatst, per e-mail aan verschillende personen verzonden of op de openbare weg verspreid)

Aan de basis van deze acties stelt de dader “ras”, nationaliteit, seksuele geaardheid of  handicap ter discussie.

Het gaat om het opzettelijk aanmoedigen of aansporen van iemand tot discriminatie/segregatie (bv. de aanwezigheid van Noordafrikanen afwijzen), tot haat of tot geweld (bv. wensen dat een persoon met een kleurtje wordt aangevallen). Het maakt niet uit of het doel wordt bereikt. Maar het is begrijpelijk dat het moeilijk is het bestaan van dit morele element te bewijzen.

Er moet op gewezen worden dat de bedoeling is een of meer personen te discrimineren en dat het niet alleen om ideeën gaat.

Tot slot zien we dat de wet ook de verspreiding bestraft van ideeën die pleiten voor rassensuperioriteit of rassenhaat, evenals het feit dat men behoort tot een groep of vereniging die duidelijk en herhaaldelijk discriminatie of segregatie verkondigt.


Negationisme

In België bestraft de wet ontkenning, schromelijke minimalisering, de rechtvaardiging of de goedkeuring:

  • van de genocide gepleegd door het Duitse nationaalsocialistische regime tijdens de Tweede Wereldoorlog, of
  • van een genocide, een misdrijf tegen de mensheid of een oorlogsmisdrijf dat als zodanig is vastgesteld in een definitief arrest van een internationaal gerechtshof.

Om strafbaar te zijn moet een van deze handelingen worden gepleegd op openbare plaatsen of bijeenkomsten, in aanwezigheid van de beledigde persoon en in aanwezigheid van getuigen, of door middel van geschriften, emblemen, afbeeldingen die worden getoond, tentoongesteld of gericht aan verschillende personen.

Schending van eer of reputatie

Men kan ook gerechtelijke stappen ondernemen als iemand klaagt dat hij beledigd of belasterd is. Het gaat hier om het kwaadwillig en publiekelijk toeschrijven van een bepaald feit aan een persoon waardoor diens eer wordt aangetast of deze publiekelijk aan minachting blootstelt. Het gaat om laster wanneer de aantijgingen niet bewezen zijn, terwijl smaad wordt vastgesteld wanneer het onmogelijk of verboden is een dergelijk bewijs te leveren. 

Wanneer de beschuldiging geen betrekking heeft op een specifiek feit maar de eer of het aanzien van een persoon aantast kunnen ook sancties op grond van belediging worden overwogen, wanneer deze door feiten (spuwen of gebaren), geschriften, emblemen en in specifieke omstandigheden van publiciteit tot uiting komt.

Daarbij kunnen de straffen worden verzwaard indien bepaalde motieven worden vastgesteld (bijvoorbeeld raciale of discriminerende beweegredenen).

Aanklagen van de autoriteiten

Zoals in het begin gezegd maakt de vrijheid van meningsuiting het mogelijk kritiek te leveren op de autoriteiten of hun beslissingen in twijfel te trekken. Dit betekent niet dat alles is toegestaan.

Zo heeft de wetgever de daad van het beledigen met een kwaadaardige bedoeling, door daden, woorden van minachting (bijv.: Een politieagent vertellen dat we de burgemeester zullen inlichten), gebaren of bedreigingen, een lid van de Wetgevende Kamers in de uitoefening of ter gelegenheid van de uitoefening van zijn mandaat, een minister, een lid van het constitutionele Hof, een magistraat van de administratieve orde, een lid van de rechterlijke orde, of een functionaris van de openbare macht in actieve dienst, in de uitoefening of ter gelegenheid van de uitoefening van hun taken.

Wanneer de opmerkingen worden gemaakt buiten de aanwezigheid van een openbaar rechtspersoon of de politie, of een publiek karakter hebben, of wanneer er geen verband is met de functies – de persoon zelf is het doelwit – is er sprake van mondelinge beledigingen.

Drukpersmisdrijven

Wanneer de uiting van een gedachte een strafbaar feit vormt en door middel van de pers wordt gepleegd valt dit onder het drukpersmisdrijf en onder de bevoegdheid van het Hof van Assisen, behalve wanneer de geschriften zijn ingegeven door racisme of vreemdelingenhaat (correctionele rechtbank).

De schrijver van de tekst zal worden vervolgd. Is deze onbekend, dan zullen de drukker, de uitgever en de uitgever aansprakelijk worden gesteld.

Tot slot mag men niet vergeten dat ook andere omstandigheden de vrijheid van meningsuiting kunnen beperken en dat andere, niet-strafrechtelijke, sancties mogelijk zijn. Een werknemer mag bijvoorbeeld geen negatieve meningen over het bedrijf of de baas uiten, op straffe van ontslag.

©Secunews – https://www.secunews.be